In het onderwijs help je kinderen een stap op weg in hun ontwikkeling. De kinderen van SO Fier stellen vaak intensievere of complexere vragen op het gebied van gedrag dan kinderen in het reguliere onderwijs. Aan ons de taak hen te leren begrijpen, begeleiden en te laten ontwikkelen naar hun kunnen. Dat kan pittig en uitdagend zijn. Maar een mooie taak is het zeker: hier, op SO Fier, maak je écht het verschil.
Hoe? Lees hieronder enkele verhalen, geschreven door onze schoolopleider Nancy Zijdenbos. Meer verhalen lezen van Nancy? Neem contact met ons!
Joran kan niet lezen. Nou ja, het kost hem veel moeite al die tekens te vertalen. Hij wordt er onrustig van en valt daardoor voortdurend van zijn stoel. Languit op de grond. Veel drama!
Erover praten helpt niet. Hij snapt natuurlijk best dat het de les verstoort. En hij snapt ook best dat hij het nodig heeft om gewoon met de les mee te doen. Op een gegeven moment ben ik zijn drama zat. Ik sta op en roep uit: “En nu is het genoeg!” Joran kijkt me liggend met zijn grote, nu angstige ogen aan. Ik pak zijn stoel en zeg op harde, boze toon: “Ben je nou helemaal gek geworden! Je bent een schoolstoel! Je kan niet steeds maar kinderen van je afgooien! Ik heb er helemaal genoeg van!” Ik wend me tot Joran en zeg: “Ik denk dat jouw stoel een pauzeplek op de gang nodig heeft. Kan jij hem daar even neerzetten?” Joran pakt de stoel en zet hem hardop mopperend op de gang. “Dat is helemaal niet netjes van je. Je moet me helpen, niet met me gooien. Nu moet je naar de pauzeplek.”
Weer terug vraagt hij of hij een rustige stoel mag pakken om op te zitten.
Hij is nooit meer van zijn stoel gevallen.
Ze hebben bij hem thuis niet veel, dat kan je aan van alles merken. Hij heeft vaak niets te eten bij zich, zijn kleren zijn te klein en soms kapot. In de winter draagt hij nog steeds zijn bomberjack. We hebben op school van alles om kinderen te helpen: brood in de vriezer, beleg in de kast, goede tweedehands kleren, zelfs allerlei jassen. Maar je hebt wel je trots hè, ondanks dat je arm bent. Je gaat niet zomaar van alles aannemen, want dan geef je toe dat jullie thuis arm zijn. En dat kan niet. Dat lijkt het alsof je ouders niet voor je kunnen zorgen.
Op een gegeven moment ga ik een keer mee naar de gymles. Ik zit in de kleedkamer bij de kinderen die zich aan het omkleden zijn. Opeens wordt mijn aandacht naar zijn voeten getrokken. Van allebei zijn sokken is de voorkant afgeknipt. Al zijn tenen zijn te zien. Het zal toch niet zijn omdat het dan tenminste lijkt alsof hij sokken heeft die passen? Ik vraag hem er niet naar. Ik wil hem niet in verlegenheid brengen.
Wat ik wel doe is thuis de kast van mijn zoon kritisch nalopen. Wat is nog goed, maar past niet meer? Mijn zoon speelt een grote rol in de verhalen die ik de kinderen op school vaak vertel. Kinderen zijn nieuwsgierig naar hem. Hij heeft zogenaamd van alles meegemaakt wat de kinderen hier ook meemaken. Hij is als het ware een spiegel voor hen en soms een voorbeeld.
Op school vraag ik na een rekenles of hij even wil blijven. Ik vertel hem dat ik thuis af en toe over de kinderen praat. “Van de week was ik met mijn zoon z’n kast aan het opruimen en vertelde ik iets over jou. Weet je nog, dat je me zo goed geholpen hebt met die grote spin? Nou, mijn zoon wilde er van alles over weten. En toen ik hem vroeg wat we met zijn te kleine kleren moesten doen, vroeg hij hoe groot jíj was. Want ‘hij klinkt wel als een stoere jongen en dan mag hij ze wel hebben’. Maar zou je dat wel willen?” Hij kijkt me vragend aan. “Is dat echt, juf?’ “ Ja, echt.” Hij wil ze wel, die kleren van de grote zoon van de juf. We bellen moeder op om te vragen of het mag. Het mag. De dagen erop zie ik hem steeds in een ander shirt. Ik weet dat hij hele sokken aan zijn voeten heeft.